
Jurisprudentie
BA0414
Datum uitspraak2007-03-07
Datum gepubliceerd2007-03-12
RechtsgebiedHandelszaak
Soort ProcedureHoger beroep kort geding
Instantie naamGerechtshof Leeuwarden
Zaaknummers0700054
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2007-03-12
RechtsgebiedHandelszaak
Soort ProcedureHoger beroep kort geding
Instantie naamGerechtshof Leeuwarden
Zaaknummers0700054
Statusgepubliceerd
Indicatie
Daargelaten of het door [appellant] gestelde belang ("het ten onrechte stellen van een depot ter vervanging van ten onrechte gelegde beslagen voor niet-bestaande vorderingen, zonder dat er binnen een jaar door Vernieuwing Bouw enigerlei actie wordt ondernomen") voldoende is om een kort geding procedure te rechtvaardigen, is niet summierlijk van de ondeugdelijkheid van de door Vernieuwing Bouw gepretendeerd restvordering gebleken.
Uitspraak
Arrest d.d. 7 maart 2007
Rolnummer 0700054
HET GERECHTSHOF TE LEEUWARDEN
Arrest van de eerste kamer voor burgerlijke zaken in de zaak van:
[appellant],
wonende te [woonplaats appellant],
appellant,
in eerste aanleg: eiser,
hierna te noemen: [appellant],
procureur: mr. E.W. Franken,
tegen
[geïntimeerde],
wonende te [woonplaats geïntimeerde],
geïntimeerde,
in eerste aanleg: gedaagde,
hierna te noemen: Vernieuwing Bouw,
procureur: mr. P.R. van den Elst.
Het geding in eerste instantie
In eerste aanleg is geprocedeerd en beslist zoals weergegeven in het kort geding vonnis uitgesproken op 13 december 2006 door de voorzieningenrechter van de rechtbank Leeuwarden.
Het geding in hoger beroep
Bij exploot van 9 januari 2007 is door [appellant] hoger beroep ingesteld van genoemd vonnis met dagvaarding van Vernieuwing Bouw tegen de zitting van 31 januari 2007.
De conclusie van de dagvaarding, tevens memorie van grieven luidt:
"bij arrest:
1. het vonnis in kort geding van de Rechbank Leeuwarden, sector civiel recht, tussen partijen gewezen op 13 december 2006 onder zaaknummer 79316 / KG ZA, rolnummer 06-363, te vernietigen en opnieuw recht te doen.
2. De vordering, zoals opgenomen in de inleidende dagvaarding, alsnog aan appellant toe te wijzen, met dien verstande, dat geïntimeerde zal worden veroordeeld te gedogen, dat het door appellant ten gunste van geïntimeerde gestelde depot ad euro 6.000,-- op de Stichting Derdengeldenrekening van appellants raadsman door appallants raadsman aan appellant kan worden uitgekeerd.
3. Geïntimeerde te veroordelen in de kosten van beide instanties, één en ander voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad.
De kosten dezes, van mij, deurwaarder, bedragen euro 84,31 (70,85 + 13,46 btw)
Appellant kan geen omzetbelasting verrekenen, aangezien hij een particulier is."
Bij memorie van antwoord is door Vernieuwing Bouw verweer gevoerd met als conclusie:
"bij arrest, voorzover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I:
Te bekrachtigen het vonnis waarvan beroep.
II:
[appellant] te veroordelen in de kosten van dit hoger beroep."
Tenslotte heeft [appellant] de stukken overgelegd voor het wijzen van arrest.
De grieven
[appellant] heeft vier grieven opgeworpen.
Beoordeling:
1. Als gesteld en niet (voldoende) betwist, alsmede op grond van de niet weersproken inhoud der overgelegde bescheiden, staat voorshands tussen partijen het volgende genoegzaam vast:
- Vernieuwing Bouw heeft in opdracht en voor rekening van [appellant] verbouwingswerkzaamheden verricht aan en/of in de woning van [appellant] te [woonplaats appellant].
- Voor die werkzaamheden heeft [appellant] in totaal drie facturen van Vernieuwing Bouw ontvangen, respectievelijk genummerd 280, 281 en 282.
- Nota 280, ten bedrage van euro 5.000,-- is contant door [appellant] voldaan. De betreffende nota is achteraf gespecificeerd. Daaruit is gebleken dat een bedrag groot euro 2.683,80 teveel in rekening is gebracht.
- Nota 281 was aanvankelijk evenmin gespecificeerd. Nadat de bank (Bouwfonds Nederlandse Gemeenten, verder aan te duiden als het Bouwfonds) had geweigerd deze nota te voldoen uit het bouwdepot van [appellant], volgde alsnog een specificatie, uitkomend op een bedrag van euro 6.626,67. Van genoemd bedrag is euro 1.000,-- contant betaald en de rest per overschrijving door het Bouwfonds.
- Vernieuwing Bouw heeft vervolgens conservatoir derdenbeslag doen leggen op de rekening van [appellant] bij het Bouwfonds.
- Overleg tussen partijen heeft ertoe geleid dat [appellant] ter verzekering van de eventuele rechten van Vernieuwing Bouw euro 6.000,-- heeft gestort op de derdenrekening van zijn raadsman, waarna het beslag is opgeheven.
- Nota 282 betreft een bedrag groot euro 4.548,80. Na verrekening van het teveel betaalde op nota 280 staat van deze nota nog euro 1.865,-- open.
2. [appellant] stelt dat hij op nota 281 ook nog een contante aanbetaling heeft gedaan van euro 4.500,-- , zodat hij per saldo euro 2.635,-- teveel aan Vernieuwing Bouw heeft betaald. [appellant] heeft daarom in kort geding gevorderd dat Vernieuwing Bouw eraan meewerkt dat het op de derdenrekening van de raadsman van [appellant] gestorte bedrag groot euro 6.000,-- weer ter vrije beschikking van [appellant] komt. Nadat Vernieuwing Bouw verstek had laten gaan heeft de voorzieningenrechter in eerste aanleg de vordering van [appellant] afgewezen.
Met betrekking tot de grieven:
3. De grieven leggen het geschil in volle omvang ter beoordeling aan het hof voor. Ze zullen gezamenlijk worden behandeld.
1. [appellant] beroept zich voor wat de contante betaling van euro 4.500,-- betreft op een beweerdelijk door of namens Vernieuwing Bouw "voor akkoord" getekend betalingsbewijs, door hem als productie 2 in eerste aanleg overgelegd.
Vernieuwing Bouw betwist dat zij naast de vaststaande betalingen op nota 281 van [appellant] nog een contante betaling op deze nota heeft ontvangen ten bedrage van euro 4.500,--. Zij betwist dat het door [appellant] bedoelde betalingsbewijs door of namens haar "voor akkoord" is getekend. Vernieuwing Bouw stelt zich derhalve op het standpunt dat zij nog euro 1.865,-- van [appellant] heeft te vorderen, naast de door haar beweerdelijk door de houding van [appellant] geleden schade.
1. Daargelaten of het door [appellant] gestelde belang ("het ten onrechte stellen van een depot ter vervanging van ten onrechte gelegde beslagen voor niet-bestaande vorderingen, zonder dat er binnen een jaar door Vernieuwing Bouw enigerlei actie wordt ondernomen") voldoende is om een kort geding procedure te rechtvaardigen, is niet summierlijk van de ondeugdelijkheid van de door Vernieuwing Bouw gepretendeerd restvordering gebleken. Partijen staan immers voor wat de beweerdelijke contante betaling groot euro 4.500,-- betreft lijnrecht tegenover elkaar en de bewijslast met betrekking tot het "voor akkoord" tekenen van het door [appellant] geproduceerde betalingsbewijs rust krachtens het bepaalde in artikel 159 Rv op [appellant]. Nu [appellant] voorshands niet voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de "voor akkoord" tekening door of namens Vernieuwing Bouw heeft plaatsgevonden en/of dat bedoeld bedrag groot euro 4.500,-- daadwerkelijk aan Vernieuwing Bouw is betaald en uitgebreide bewijslevering ter zake het kader van de kort geding procedure te buiten gaat, is ook het hof van oordeel dat de gevorderde voorziening moet worden geweigerd. Het hof tekent hierbij aan dat gelet op de omstandigheden van het geval voor het vrijgeven van het depot naar analogie het in artikel 705 lid 2 Rv neergelegde criterium moet worden gehanteerd.
Slotsom
6. Het vonnis waarvan beroep dient te worden bekrachtigd
[appellant] zal, als de in het ongelijk te stellen partij, worden veroordeeld in de kosten van de procedure in hoger beroep (salaris procureur: 1 punt tarief I).
Beslissing
Het gerechtshof:
bekrachtigt het vonnis van 13 december 2006, waarvan beroep;
veroordeelt [appellant] in de kosten van deze procedure in hoger beroep, tot op heden aan de zijde van Vernieuwing Bouw begroot op euro 396,-- aan verschotten en op euro 632,-- aan salaris voor de procureur;
verklaart dit arrest voor wat de kostenveroordeling betreft uitvoerbaar bij voorraad.
Aldus gewezen door mr. Mollema, voorzitter en mrs. Kuiper en Breemhaar, raden, en uitgesproken door mr. Mollema, vice-president, lid van een enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mevrouw Haites-Verbeek als griffier ter openbare terechtzitting van dit hof van woensdag 7 maart 2007.